Taal onderzoeken kun je leren!

Sommige mensen zijn geboren onderzoekers. Ze zijn nieuwsgierig, slim en vasthoudend. Ze stellen graag moeilijke en kritische vragen waar niet zo één, twee, drie een antwoord op te vinden is. En vervolgens komen ze ook nog eens met originele antwoorden! ‘Hoe bedenken ze het?’, denk je dan misschien wel eens. 
 
Maar onderzoek doen kun je ook léren! Daar begin je al mee op de middelbare school. Misschien ken je wel een klasgenoot waarvan je denkt: hij of zij wordt écht een professor! Of misschien heb je zelf wel wetenschappelijke ambities. Hoe dan ook: je moet al op jonge leeftijd ontdekken wat je interessant vindt. Sommige schoolvakken maken daar extra ruimte voor. Zo kun je bij wiskunde vaak deelnemen aan een Olympiade, en bij vakken als scheikunde, biologie en natuurkunde doe je proefjes. Maar hoe zit het met de taalvakken?
 
Doordat het vooral de bètavakken zijn waarbij je onderzoek doet, kan het beeld ontstaan van de onderzoeker gehuld in een witte jas, in een laboratorium dat is uitgerust met de laatste technologische snufjes. Toch klopt dat beeld niet helemaal met de werkelijkheid. Want aan de universiteit werken ook wetenschappers die onderzoek doen naar taal. Zij houden zich (in de meeste gevallen) niet bezig met spellingfouten, maar ze onderzoeken wat taal precies is en wat je er allemaal mee kunt doen. Daarbij zitten ze lang niet altijd met hun neus in de boeken. Ze gaan ook op pad om data te verzamelen van sprekers over de hele wereld en ze doen proefjes met behulp van computersoftware en digitale databanken. 
 
Op deze website kun je het vakgebied van de taalwetenschap gaan verkennen. 
Hoe kun je leren schrijven als Harry Mulisch? Waarom hoor je steeds vaker ‘een meisje die’ in plaats van ‘een meisje dat’? Hoe kun je de populariteit van voornamen achterhalen? En komen taalregels altijd overeen met taalgevoel? Via diverse opdrachten ga je aan de slag met dit soort vragen, waar ook taalwetenschappers aan de universiteit zich mee bezighouden. Je doet onderzoek aan de hand van échte databanken en je leert hoe je deze ook in de praktijk of in je eigen (profielwerkstuk)onderzoek kunt gebruiken, zodat je aan het einde denkt: 'Oooh, taal onderzoek je dus zó!'